ahoy
Ik kijk naar een langsvarend binnenvaartschip en zie de stuurhut, de kajuit, het laadruim en helemaal vooraan, ingeklemd tussen ruim en voorsteven, een kleine kajuit met patrijspoorten.
Daarin wil ik wonen. Niet alleen zou ik van contact met de mensen aan wal zijn verstoken, ook tussen mij en de schipper zou de communicatie beperkt blijven tot een opgestoken hand en een sporadisch ‘ahoy’.
Of misschien versta ik ’m verkeerd, roept de schipper gewoon ‘hoi’ en maak ik er ‘ahoy’ van. Dat telt ook. De werkelijkheid is: wat ik waarneem.