fretten

Een paar keer per week loop ik om tien uur 's avonds met mijn hond Nina de deur uit. We gaan het park door, het dorp uit en voorbij de paardenstallen rechtsaf de polder in. Daar is het in die zin verlaten dat er geen mensen zijn, maar er zijn wel heel veel eenden, zwanen, ganzen, hazen en fretten. Ja, fretten. Het meervoud van fret is fretten.

Elke keer weer waarschuwen de ganzen elkaar dat we eraan komen, waarna ze gakkend opvliegen en verderop weer neerstrijken. Het zou veel handiger zijn als ze terugvliegen naar waar wij vandaan komen, maar in plaats daarvan bewegen ze met onze looprichting mee. Misschien is het een spel.

Gisteravond laat liep ik er weer. Windstil was het niet, maar Dudley was duidelijk vertrokken en Eunice nog niet gearriveerd. Tussen twee stormen door liep ik, zoals je ook tussen twee oorlogen in kunt leven ('interbellum') of na de ene baan de volgende nog niet hebt gevonden ('in between jobs').

De polder was een zwart vlak. De maan erboven wierp haar licht over het pad. Ik liep langs waar we onlangs een beetje van mijn moeder hadden verstrooid en zwaaide. Verderop vloog een helikopter. Misschien was het de kit, op zoek naar boeven, die zich mogelijk hier in het riet schuilhielden.

Voor hun bestwil hoopte ik dat ze hun schuilplaats niet nu zouden verlaten, want Nina houdt niet van vreemde mensen die uit het niets opduiken. Ik ook niet, alleen zet ik er (tot nu toe) mijn tanden niet in.

Vorige
Vorige

river raid

Volgende
Volgende

waan