kantoor

Het voelt als honderd jaar geleden, maar een tijdlang werkte ik als manager op een kantoor. Het moeilijkste vond ik dat ik vanwege mijn voorbeeldfunctie altijd aan moest staan, terwijl ik heel graag af en toe uit ga. Er waren ook dingen die me makkelijk afgingen, zoals eenvoudige oplossingen verzinnen voor complexe problemen, een tandje bijzetten als het nodig was en grappen maken om de sleur te doorbreken.

Het leven was een stuk eenvoudiger toen: ik werd wakker, ging naar mijn werk, werkte, lunchte, werkte nog een aantal uren, ging naar huis en was vrij tot de volgende ochtend de wekker weer ging. Vaak voelde ik me een muis in een loopwiel, die zich voortbewoog maar niet vooruitkwam, maar de eenvoud mis ik. Het feit dat ik iedere maand een vast salaris op mijn rekening gestort kreeg en dat er met kerst een opgetuigde boom bij de receptie stond en dat ik met Sinterklaas bij binnenkomst mijn bureau vol pepernoten aantrof.

Een aantal van mijn collega's van toen mis ik ook. Soms loop ik langs een leegstaand pand en denk ik: wat als we allemaal geld inleggen en daar een aantal bureaus neerzetten en een dag in de week kantoortje spelen. We vragen iemand voor achter de receptie en tikken wat op onze computers. Af en toe lopen we naar het koffieapparaat voor een kletspraatje. Als we thuiskomen brommen we “goed hoor” als onze partner vraagt hoe onze dag was.


Een dag in de week kantoortje spelen en weer echt ergens bij horen. Lid van een team zijn, met beslist geen 9-tot-5-mentaliteit. Dat moest je zeggen tijdens het sollicitatiegesprek, dat je geen 9-tot-5-mentaliteit had. Het leven was een stuk eenvoudiger toen. Als iemand je vroeg of je een 9-tot-5-mentaliteit had, schudde je je hoofd: “Nee.”

Vorige
Vorige

buikgriep

Volgende
Volgende

proberen