voren
KINDERTONEEL
Al sloeg ik kraaiend op het water,
spett’rend van vreugde in mijn babybad,
diep in mij wist ik: ’t is theater.
Ik was het leven al zó zat!
Er kon geen sprake zijn van later.
Ik had mijn toekomst al gehad.
Dit is een gedicht van Lévi Weemoedt uit zijn onlangs verschenen bundel. De dichter in spe zit kraaiend in bad op het water te slaan, omdat dat nu eenmaal is wat je als baby doet, maar vanbinnen was hij reeds levensmoe.
Hoe was ík als baby? Een dromer. Toen al.
Als ik in bad zat, hoorde ik om me heen te slaan. Maar liever maakte ik achtjes met mijn wijsvinger. Trok steeds nieuwe voren door het water, die verdwenen.