koplampen
Regelmatig ben ik voor iets op de vlucht wat niet echt is. Maar het voélt wel echt, het jaagt me angst aan. En die angst is wel echt.
Eén keer moest ik echt vluchten. Ik had in het café een meisje versierd en nummers uitgewisseld. Vaste, want er waren in 1986 nog geen mobieltjes. Toen ik dronken van verliefdheid door het centrum fietste, werd ik ingehaald door drie mannen waarvan er één (die achteraf de vriend van het meisje bleek) me een rechtse directe verkocht. Waarna ik als in een peloton een sprint inzette en steeds als ik omkeek de koplampen van hun fietsen kleiner zag worden.
Maar helemaal uitdoven deden ze nooit.