leven
Elke keer als ik naar buiten ga, trek ik een broek aan. Nooit ga ik naar buiten zonder.
Elke keer als ik in de trein zit, zwijg ik. Nooit begin ik vanuit het niets als een wolf te huilen.
Elke keer als ik de snelweg op ga, doe ik dat via de oprit. Nooit via de afrit.
Elke keer als iemand met uitgestoken hand op me afloopt, leg ik mijn hand in de zijne. Nooit bal ik mijn vuist en haal ik uit.
Elke keer als iemand op een feestje roept: ‘Who let the dogs out?’ roep ik terug: ‘Who, who, who, who, who?’