vergaderen
Ik hield niet erg van vergaderen, maar moest het veelvuldig doen. Zat je met z’n allen rond de tafel en dan bracht die iets in en dan die iets en dan die iets.
Ik bracht nooit iets in en kreeg dat op een gegeven moment te horen: ‘Het is me opgevallen dat je nooit wat inbrengt tijdens de vergadering.’ Dat vatte ik op als alleen maar een constatering, maar het bleek vooral een aansporing.
‘Het maakt niet uit wat het is, als je maar wat inbrengt.’ Dus ik begon over het wisselen van de seizoenen. Dat er in oktober al een beetje poollucht in de wind kan zitten, je in februari de lente al kunt ruiken: ‘A strain of the earth’s sweet being in the beginning …’
Maar dat was dus ook weer niet de bedoeling, het moest wel relevant zijn.